"Jort, de receptioniste belt dat onze gasten er al zijn. Ze zitten in de vergaderkamer. Ga jij alvast naar ze toe! Ik moet nog even iets afmaken en ben er binnen 5 minuten."
"Nou ik eh.., ik wacht wel even op jou" zegt Jort tegen zijn vader.
Je bent beland in het bedrijf Marketech van Bernard Verhoog, waar zijn zoon Jort (28) ook werkt. Jort vindt het altijd lastig om een eerste contact met onbekenden te leggen. Zeker in zo'n setting waarin hij alleen een groepje nieuwe personen gaat ontmoeten, voelt hij spanning. Hij wacht liever tot zijn vader echt klaar is, maar die heeft daar andere gedachten over:
"Hoezo?!" Bernard die al was weggelopen staat stil en draait zich om. "Je kunt toch gewoon alvast even kennismaken met ze? Ze bijten niet hoor. Niet zo bleu man. Je bent toch geen bangerik?" Hij wacht geen antwoord af, draait zich om en beent met grote stappen naar zijn kantoor. "Ik vind het gewoon niet professioneel, ik denk dat ze het raar vinden als ik eerst alleen kom..." roept Jort hem nog na, maar het is onduidelijk of zijn vader hem überhaupt hoort. Met tegenzin loopt hij naar de vergaderkamer waar het gezelschap van vijf gasten zit te wachten. Hij is blij als hij ziet dat ze nog geen koffie hebben en gaat dat voor ze halen. Als hij met de koffie terugkomt ziet hij tot zijn verbazing Amanda (de stagiaire die deze week voor begonnen is) in de vergaderkamer. Ze hangt half op de tafel en is in gesprek met een van de gasten. "Hé, jij hier?" floept Jort er uit als hij binnenkomt. Amanda antwoordt: "Ja, ik dacht jullie zijn toch nog niet begonnen en ik herkende Carl hier, dat is de vader van Josje uit mijn examenklas. Ik had hem gezien op de diploma-uitreiking twee jaar geleden."
...
Wat gebeurde hier nu? Jort is 28 jaar en hij heeft al vaak klanten gesproken. Waar komt zijn terughoudendheid vandaan? Amanda is een jonge stagiaire, maar voelt kennelijk geen enkele remming om spontaan binnen te stappen. In de ogen van Jort was het zelfs ongepast spontaan en amicaal. Herken je iets van Jorts of Amanda's houding bij jezelf of bij mensen in je omgeving?
In dit tweede artikel in de serie over hechting gaan we kijken hoe hechting (de manier waarop mensen zich opstellen in relaties) ontstaat.
Jong geleerd -> oud gedaan?
Nog voor je vroegste herinnering is je hechtingsgeschiedenis al begonnen... Klinkt wel vreemd eigenlijk: je kunt je niet meer herinneren hoe het was in de eerste weken van je leven. Toch is toen al het fundament gelegd voor hoe jij je vandaag de dag opstelt in relaties. Het kan helpend zijn om eens goed te kijken naar baby's en ouders in je omgeving. Wat zie je aan interactie? Hoe wordt er gereageerd van de een naar de ander? Welke signalen van verbondenheid zie je?
Nog voor een kind leert praten, communiceert het al. Een (piepklein) handje dat om een vinger grijpt van de moeder; een haast niet te sussen huilbui tot duidelijk is dat de baby buikpijn heeft; zoekende ogen en een prachtige lach als er echt contact is - alles past binnen de relatie die het kindje heeft met de ouder. Een deel van die relatievaardigheden is aangeboren, maar (bij mensen) is een nog groter deel aangeleerd en ontwikkelt zich in het contact met medemensen. Als je daar meer over wilt lezen, zoek maar eens op 'nature or nurture' (aangeboren of aangeleerd).
In je hoofd ontstond al heel jong kennis en ervaring (dat noemen we een model) over allerlei aspecten van relaties. Je leerde over veiligheid in relaties, over manieren van contact leggen, over de invloed van conflicten op relaties, over hoe je hulp kon zoeken in relaties (of juist niet) etc.
Waar de baby nog grotendeels zijn eerste ervaringen opdoet bij mama en papa, is de relationele omgeving van het opgroeiende kind steeds groter en meer divers. De peuter heeft familie om zich heen, kinderen en verzorgers op de crèche etc. Die relatie-ervaringen nemen in aantal en complexiteit nog meer toe naarmate het kind ouder wordt. Tijdens het opgroeien zijn er steeds meer verschillende mensen en uiteenlopende situaties die zorgen dat het kind een enorme praktijkopleiding 'relatiekennis' doorloopt. Af en toe zijn er zelfs 'theorie' momenten: een ouder die iets uitlegt als het kind verdrietig is over een vriendje die hem in steek liet, een leerkracht die iets leert over sociaal gedrag in de klas etc.
Het gaat wat ver om hier een heel stuk ontwikkelingspsychologie te behandelen, maar de kern is: in al die jaren, vanaf de eerste dag van je leven, is er in je hoofd een enorme hoeveelheid relatie-kennis en -ervaring ontstaan. Hoe jij hulp zoekt als je in de knel zit, hoe jij anderen kunt inschakelen als je iets nieuws wilt leren, hoe je er voor anderen kunt zijn die hulp nodig hebben: het is voor het grootste deel afhankelijk van wat je geleerd hebt en meegemaakt hebt. Wat je nu in je volwassen leeftijd doet heeft dus heel veel te maken met vroeger. Je doet het niet goed of fout, je bent geworden zoals je geworden bent, dus met (hopelijk) groeizame relaties om je heen of (misschien ook wel) met pijnlijke hechtingsgeschiedenis. Dit bepaalt je hechtingsstijl zoals dat genoemd wordt.
Hoe Jort en Amanda (en natuurlijk ook Bernard en alle anderen uit het verhaal) zich gedragen, zegt veel over hun hechtingsstijl. We gaan nu kijken naar wat er nu eigenlijk aan de basis ligt van die hechtingsstijl.
In contact met de ander: wat is de basis?
Deze paragraaf bevat de kern van hechting. Ik leg er in uit:
hoe het er in de relatie tussen kind en ouder/verzorger idealiter aan toe zou moeten gaan;
wat het doel is van de contacten tussen kind en ouder bij het opbouwen van een goede hechtingservaring.
Over het hoe van hechting ging het in het eerste artikel al kort. De kernwoorden daarbij zijn sensitief en responsief. Bij sensitief moet je denken aan: is de ouder opmerkzaam (heeft hij/zij antennes) voor wat het kind communiceert, nodig heeft. Een sensitieve ouder merkt op als er iets belangrijks gebeurt vanuit het kind. Dat gaat niet alleen om woorden (het kind kan de eerste tijd niet eens praten) maar ook om stemmingen, gebaren, fysieke aan/afwezigheid etc. Als een baby huilt, is het voor de ouder een zoektocht wat de reden is van het huilen: honger, vieze luier, buikpijn, angst, pijn,....? Een ouder die sensitief is, is opmerkzaam dat het kind iets nodig heeft.
Responsiviteit is de reactie of het antwoord van de ouder op het signaal wat het kind heeft uitgezonden. De ouder die reageert op de huilende baby door de kamerdeur dicht te doen zodat het minder te horen is, reageert wel, maar niet responsief. En de ouder die een fles gaat geven terwijl het kind eigenlijk communiceert dat het ergens pijn heeft, reageert ook, maar heeft nog niet ontdekt wat het kind echt wil zeggen.
Sensitiviteit en responsiviteit zijn beiden belangrijk voor goede hechtingstransacties. Immers: als er alleen maar wordt opgemerkt, maar niets wordt gedaan met wat de ouder opmerkt, heeft het kind geen enkel besef dat het signaal überhaupt ergens gehoord of gezien is. Responsiviteit zonder signaal (eigenlijk is het dan natuurlijk geen respons meer, maar een losse actie) is voor het kind niet herkenbaar als een antwoord op een behoefte die het geuit heeft. Natuurlijk zijn er dingen die de ouder voor het kind doet zonder dat het er om vroeg. Dat is zeker óók van belang voor de ontwikkeling van het kind, maar voor de hechtingservaring is het belangrijk dat het kind merkt dat er een interactie is in de band tussen kind en ouder.
Sensitiviteit en responsiviteit lokken elkaar ook uit. Als de baby op enig moment merkt dat er geen passende respons komt (bijvoorbeeld omdat de ouder vrijwel nooit reageert op het huilen als het pijn heeft), stopt het op enig moment met het uitzenden van dat signaal. Immers: als er geen buitenwereld is die iets doet met je signalen, hoe moet het kind dan leren dat het effectief is om zich te uiten? In het volgende artikel in deze serie gaan we hier uitgebreider op in.
Wat is nu het doel van de contacten tussen kind en ouder? Vaak worden er twee doelen genoemd in de literatuur en ik voeg er zelf nog een derde aan toe. Het gaat om te beginnen om hulp en om ontwikkeling.
Eerst over hulp: Kinderen hebben sensitief-responsieve ouders nodig in geval van nood ('Mama, help, een enge spin'). Ze leren dat de ouder een veilige plek is om heen te gaan als je in gevaar bent, bang bent etc. Als je als kind niet leert dat de ouder veiligheid kan bieden bij gevaar, leer je dat je jezelf moet redden. Een praktisch voorbeeld wat ik zelf zag gebeuren: een grote hond kwam op een klein kind afrennen. Het kind was bang voor honden. In plaats van naar de ouder toe te gaan (die vlakbij was), rende het kind weg bij de ouder vandaan om te vluchten voor de hond. Helaas dacht díe juist dat het kind dus wilde spelen, maar de helpende ouder was nu niet meer dichtbij... Dit kind was niet gewend om in gevaar naar een ouder toe te gaan en leerde vooral: ik moet mezelf redden.
Daarnaast heeft het kind de ouder nodig om te kunnen ontdekken/ontwikkelen. Dat laatste wordt ook wel exploreren genoemd. Een kind die een ouder heeft die alleen maar beschermt, zal niet makkelijk ontdekken hoe je de wereld in kunt gaan. Ook voor het ontwikkelen heeft het kind die sensitief-responsieve ouder nodig. Een sensitief responsieve ouder kan op het juiste moment het kind helpen om te ontdekken dat hij/zij niet écht weg is als je even uit beeld bent in de winkel. Voor het bepalen wat het juiste moment is om een volgende ontwikkelingsstap te stimuleren is sensitiviteit nodig. Een voorbeeld hoe dat níet afgestemd is op het kind, is een vader die een 4-jarig kind dwingt om het alfabet uit het hoofd te leren, terwijl het kind overduidelijk signalen van wanhoop en onbegrip geeft dat het niet lukt. Er wordt dan een 'respons' gegeven die niet gevraagd werd en met de wél aanwezige signalen (wanhoop, huilen) wordt juist niets gedaan.
Een positief voorbeeld: het kind dat net zijn eerste stapjes zet. Eerst nog aan de handen van de ouder, maar dan laat het die handen los en ontdekt hoe 'zelf lopen' gaat. Uiteraard letterlijk met vallen (getroost worden) en opstaan. Het kind leert dan dat ontwikkelen/leren mág en veilig is, ondanks dat het soms met pijn en moeite gepaard gaat.
Om je tot slot met een voorbeeld mee te nemen naar de volwassenwereld: als je als kind leerde dat ontdekken risicovol is en dat leren alleen pijn oplevert, zal je minder snel bereid zijn om op je werk opleidingen te gaan volgen en lijkt het veiliger te blijven doen wat je doet.
Als derde doel van een sensitief-responsieve relatie noem ik de bevestiging van het kind dat het een onverwoestbare overtuiging krijgt dat het er mag zijn en dat het er toe doet. Als je de serie over je zelfbeeld hebt gelezen herken je ongetwijfeld wat daar staat over de fundamentele behoefte van ieder mens om er te mogen zijn en er toe te doen. De sensitief-responsieve relatie tussen ouder en kind draagt er aan bij dat het kind dat merkt. Een eenvoudig voorbeeld maakt dat duidelijk: een baby ligt in de kinderwagen en probeert al kirrend de aandacht van de ouder te trekken. De ouder kijkt, lacht, raakt het kind even liefdevol aan en zegt iets liefs. Die bevestiging, mits die natuurlijk vaak en veel wordt gegeven, geeft het kind de overtuiging er toe te doen in de relatie. Als de ouder echter het kirren niet hoort (bijvoorbeeld afgeleid door haar mobieltje) en het kind het na verloop van tijd maar opgeeft is dat bij herhaling een omgekeerd signaal: ten diepste ben je niet belangrijk genoeg.
Tussendoortje: Heb jij nog een knuffel?
Even een tussendoortje, gewoon omdat ik het zelf zo'n leuk onderwerp vind. Vanuit de ontwikkelingspsychologie is er onderzoek gedaan naar de functie van een knuffel (beer, koe, doekje of wat ook maar). Een knuffel kan een grote waarde hebben in de ontwikkeling van het kind. In de allereerste weken draait bijna alle zorg voor het kind om de band tussen moeder en kind. Het kind vindt zonder dat het nog bewust het verschil snapt tussen ik en jij, troost bij de moeder, de persoon die al zo'n 9 maand het veilige thuis was. Na enige tijd ontstaat er een losmaking tussen moeder en kind. Het kind komt in een eigen bed, moet ontdekken dat het los van de moeder zich óók veilig kan voelen. Die vaardigheid om troost te vinden bij de moeder (dat zit er dus al zeer jong in) blijkt over te brengen te zijn op een 'object' namelijk de knuffel. Geef je het kind de mogelijkheid een band met een knuffel op te bouwen, dan help je het kind om die vaardigheid te behouden en verder uit te bouwen. De knuffel wordt dan haast een 'stukje van de vader/moeder' die je bij je kunt hebben als kind. In de hechtingsgeschiedenis van het kind (bij wie ben ik veilig, waar kan ik ontwikkelen) kan een knuffel een rol spelen. De knuffel gaat bijvoorbeeld mee naar het ziekenhuis als er een zoveelste pijnlijk onderzoek plaatsvindt. Of de ambulancebroeder geeft het kind een knuffel, waarna het kind en de knuffel onafscheidelijk worden.
De foto hiernaast is van de 8-jarige Loïs die in haar leven al vele malen naar het ziekenhuis is geweest en in het ziekenhuis heeft gelegen. Op deze foto is ze op weg naar het ziekenhuis mét haar knuffel. Zij vertelde onlangs dat ze haar aap Baanji elke keer (en dat is soms wel bijna 10 keer in een paar weken...) meeneemt naar het ziekenhuis. Onlangs was de aap zelfs in de CT-scanner mee geweest en de ogen van de aap zijn ook onderzocht door een echte oogarts (gelukkig niets aan de hand 🙂). "Verder wordt de aap elke keer gewogen, gemeten en worden de longen beluisterd." vertelt Loïs' moeder Saskia, die ook deze foto maakte. Mooi om te merken hoe al die volwassenen (ouders, personeel in het ziekenhuis etc.) Loïs op deze manier meehelpen om de vele onderzoeken te verlichten. Ouders kunnen er niet altijd zijn (bijvoorbeeld in de CT-scanner), maar deze knuffel is een soort 'substituut' geworden van zorg en troost die er dan wél is. Bovendien (en dat is heel belangrijk), kan Loïs op haar beurt ook voor iemand zorgen, namelijk voor haar aap, die ook al die onderzoeken moet ondergaan.
Wellicht heb jij als volwassene geen knuffel meer in je bed liggen, maar toch is die vaardigheid van het vinden van een veilig thuis, als het goed is, in iedere volwassene aanwezig. Voor de een is het een hoekje van de bank, voor de ander een snoezelruimte en voor weer een ander een mancave. Wat was jouw favoriete knuffel, wat had je er aan en hoe vul je die behoefte nu in?
Het draait om je zelfbeeld én jouw beeld van de ander
In de serie over je zelfbeeld (hier vind je het eerste artikel) ging het er over hoe je in je hoofd een beeld hebt van hoe je zelf functioneert, denkt, voelt etc. Ook hechtingstransacties (wat er gebeurt tussen ouder en kind) dragen bij aan de vorming van het zelfbeeld. Over je zelfbeeld ga ik het hier niet uitgebreid hebben (zie daarvoor de eerdere serie), maar wel over het feit dat je zelfbeeld én het beeld van de ander bepalend zijn voor hoe jij relaties durft aan te gaan.
Als jij het beeld hebt dat je het in het leven vooral zelf voor elkaar moet boksen en dat je dat ook kunt, zal je in geval van nood niet naar anderen gaan maar jezelf redden. En als jij het beeld van de ander hebt dat die (tot we beter weten) waarschijnlijk onbetrouwbaar is, zal je minder geneigd zijn om met die ander contact te leggen. Dat laatste zou bij Jort ook een rol kunnen spelen als we kijken waarom hij niet alleen alvast naar de gasten toe wilde. Jorts primaire beeld van de ander is onveilig. Zonder dat hij het heel expliciet denkt, voelt hij zich niet veilig bij die anderen en probeert hij het contact uit te stellen. Bij Amanda (de stagiaire) was dat heel anders. Zij heeft een zeer optimistisch beeld van de ander en dacht dat de vader van haar ex klasgenootje het zéker leuk zou vinden om haar daar even te spreken.
Jouw zelfbeeld én jouw beeld van de ander zitten beiden in jouw hoofd. Het gaat hierbij dus niet om of de ander ook werkelijk onbetrouwbaar is, maar om hoe jij veronderstelt dat de ander zal zijn.
De vier hechtingsstijlen, je zelfbeeld en het beeld van de ander
In het vorige artikel maakte je kennis met de vier hechtingsstijlen die worden onderscheiden (veilig, afwijzend, angstig en gepreoccupeerd). Deze blijken te relateren te zijn aan je zelfbeeld én het beeld van de ander. Als je in een kwadrant horizontaal het zelfbeeld plaatst (hoe iemand over zichzelf denkt) en verticaal hoe iemand over de ander denkt, dan krijg je 4 combinaties. Elk van die combinaties valt samen met een hechtingsstijl. Bijvoorbeeld de 'afwijzende' hechtingsstijl hoort bij een persoon die een positief zelfbeeld heeft en in de basis negatief over anderen denkt. Hieronder zie je dit kwadrant ingevuld met de vier hechtingsstijlen:
Om je te helpen het concreet toe te passen geef ik vier voorbeelden (een beetje zwart/wit) die je wellicht zelf kunt vertalen naar situaties in je eigen omgeving.
Veilige hechtingsstijl: Flora heeft als kind ouders gehad die sensitief-responsief waren. Ze zagen het wanneer ze hulp nodig had (toen haar vriendinnetje overleed bijvoorbeeld) en hielpen haar de wereld te ontdekken. Ook al ging het met vallen en opstaan, het lukte Flora om haar Havo diploma te halen waarbij haar ouders haar wel hielpen, maar op het laatst alleen als ze het zelf expliciet vroeg. Flora geniet van de relatie die ze heeft met Kris. Als ze ergens mee zit deelt ze het graag met hem, maar ze voelt zich niet gedwongen om dat te doen. Ook al vindt ze het fijn iets samen te doen, ze kan zich ook prima zelf een weekend vermaken als hij moet werken.
Gepreoccupeerde hechtingsstijl: Jan heeft zijn leven lang al gehoord: "jij deugt nergens voor." Als hij hulp bij zijn moeder zocht omdat hij op school werd gepest hielp zijn moeder hem doordat zij het zelf voor hem ging oplossen. Hij leerde daardoor basaal: ik deug zelf niet, zonder anderen ben ik niets, ik ben afhankelijk. Jan raakte in paniek toen zijn ouders een weekend weg gingen en hij bij een tante moest logeren. Jan had grote moeite in het aangaan van relaties toen hij begon te daten. Vanaf het eerste moment was hij enorm alert dat ze hem niet in de steek zou laten en deed hij (te...) veel zijn best om vooral te zorgen dat zij niet genoeg reden zou zien om hem te dumpen.
Afwijzende hechtingsstijl: Josh' ouders hadden een winkel en waren overdag zelden thuis. Op jonge leeftijd ging hij van oppasadres naar BSO en vanaf z'n negende was hij alleen thuis met zijn jongere zusje. Toen hij eens tegen zijn moeder zei dat hij zich bang voelde als het donker was en ze nog niet thuis waren lachte ze er om en zei dat hij niet zo'n watje moest worden. Josh' vader had nooit een opleiding afgemaakt en vond leren ook maar onzin. Toen Josh een elektrodoos wilde hebben om meer over elektriciteit te leren zei zijn vader: "Hoezo heb je dat nodig. Je kunt toch bij mij in de winkel komen werken als je ooit groot wordt?". Josh leerde dat hij het in het leven maar beter zelf kon regelen. De relaties die hij aanging waren vanaf het begin gekenmerkt door argwaan en afstand. Hij had er behoefte aan om het weekend helemaal alleen er op uit te kunnen trekken naar plekken waar niemand hem kende. Daar voelde hij zich op zijn gemak.
Angstige hechtingsstijl: Tory heeft een heftige jeugd gehad met veel geweld tussen zijn ouders. Als hij 's avonds nog in een hoekje van de kamer zat (half verstopt achter het gordijn) maakte hij mee dat zijn vader zijn moeder in elkaar sloeg na een hevige ruzie. Ze zagen hem dan niet eens zitten. Als Tory van school kwam met een rapport keek zijn vader vooral naar de onvoldoendes en gaf hem fysiek straf 'omdat hij anders écht zou opgroeien voor galg en rad.' Hij kwam af en toe bij zijn opa en oma die voor hem als veilige haven voelden, maar toen hij daar ooit iets over de thuissituatie vertelde leidde dat tot een hevige ruzie tussen zijn ouders en grootouders en mocht hij er daarna niet meer naar toe, 'want hij had het gezin verraden.' Toen Tory volwassen was, ging hij ver bij zijn ouders vandaan wonen in een grote stad. Daar leefde hij bijna zonder sociale contacten. Als hij al eens een vriendin had, was het binnen een paar weken voorbij, wat hij dan even jammer vond, maar daarna was het wel zo rustig.
Samengevat: de vier hechtingsstijlen die we in het eerste artikel al tegenkwamen, blijken te maken te hebben met hoe je over jezelf denkt en hoe je over anderen denkt. In een volgende artikel gaan we nog andere 'brillen opzetten' om te kijken naar de vier hechtingsstijlen. Uiteindelijk gaat het er niet om mensen een stempeltje op te drukken, maar het kan iedereen helpen om te kijken hoe je je relaties invult en wat dat met je zelfbeeld en het beeld van de ander te maken heeft.
Je hechtingsstijl is (gelukkig) niet een in beton gegoten realiteit, maar kan door de tijd heen veranderen. Daar gaan we het in latere artikelen over hebben. Daarnaast kan je hechtingsstijl ook nog eens verschillen per relatie die je hebt. Dat komen we over een paar weken tegen in het vijfde artikel.
Tot slot en vooruitblik
In het volgende artikel kijken we naar de link tussen sensitiviteit/responsiviteit en de balans van geven en nemen. Zet dit artikel je aan het denken over je eigen of andermans relaties en roept dat vragen op? Stel je vraag gerust. Die worden (anoniem) verwerkt in toekomstige artikelen.
Welke hechtingsstijl zie jij vooral bij jezelf?
Geef dit artikel ook aan een ander! Of zou dat niet gepast zijn? Wat zou dat betekenen in de balans van geven en ontvangen tussen jou en die ander?...
Delen kan heel simpel met de icoontjes hieronder naar Facebook, Twitter, LinkedIN of als link die je bijv. kunt e-mailen.
Wil je updates per e-mail ontvangen als er een nieuwe blog is? Schrijf je dan hieronder in. Let op: de e-mails komen bij sommige mensen in hun map voor ongewenste-mail. Als je de afzender als 'vertrouwd' accepteert gebeurt dat niet weer.
Mooi en leerzaam artikel. Ook confronterend maar het helpt om zachter naar jezelf te kijken.